Onze persoonlijke visie op het belang van fokken van en met hybrides & de daarvoor gebruikte fokmethodes.
(geschreven voor particulieren die op zoek zijn naar een “beetje” uitleg)

 

Zoals de meeste mensen die al verschillende literatuur verslonden hebben aangaande dit fantastisch kattenras waarschijnlijk al wel weten, is ons geliefkoosde Sphynxenras in alle eerlijkheid toch nog maar een heel jong ras met (helaas) nog vele werkpunten (die doorheen de jaren eerder meer inzet vragen dan minder).
Van een “normaal” gezonde huiskat zou men mogen verwachten dat ze toch een leeftijd zou kunnen halen tussen de 14 en 16 jaar oud … vanaf 10 jaar spreken we in het algemeen over een bejaarde kat en dan wordt het toch al “spannender” … als we als fokkers heel eerlijk zijn, dan moeten we durven toegeven dat we ontzettend veel mails krijgen van mensen die melden dat hun Sphynxje tussen de 8 en de 10 jaar al overleden is (en vaak zelfs nog jonger) daaraan laat moeder natuur ons fokkers zien dat het toch (nog) niet zo loopt zoals het zou moeten en grijpt ze in.

 

Het vertrekpunt van dit schitterende ras  is een nogal nauwe basis geweest (zie geschiedenis van naakte katten: http://messybeast.com/curly-cats-bald.htm), waardoor een hoge inteeltcoëfficiënt eerder de regel was (en nog steeds is)  in het tot stand brengen van dit fantastische ras.

 

Om een lang verhaal kort te maken is men in het verleden nogal overijverig en onbezonnen beginnen vermeerderen.
Die trent zet zich vandaag ook nog heel sterk door – mede doordat er dagelijks fokkers bijkomen die helaas nog niet weten wat ze aan het doen zijn.
Mensen die vaak enkel maar denken van “oh we gaan eens een leuk nestje fokken en leuk geld verdienen” … en daardoor krijgen we binnen het ras te maken met hoge inteelt-coëfficiënten.

 

Waarom moet men zich als fokker nu eigenlijk zo’n “zorgen” maken over dat inteeltpercentage?
Daarvoor is er dan weer een beetje kennis aangaande (basis)genetica nodig … we zouden hieraan een volledig afzonderlijk hoofdstuk kunnen wijden, maar we gaan het aanzienlijk inkorten, teneinde het nog “leuk”;  “begrijpbaar”  en “leesbaar” te houden.

 

Elk ouderdier draagt bepaalde genen die ervoor zorgen dat ze (indien ze samen komen) weer bepaalde eigenschappen gaan vertonen bij de kittens die ze samen op de wereld zetten.
Sommige eigenschappen zullen zich uitwendig tonen (Fenotype: zeg maar het algemene uiterlijk van de kat) en sommige eigenschappen zullen zich genetisch tonen (Genotype: zeg maar al wat van binnen gaat meeliften): deze eigenschappen uiten zich vaak “onschuldig” zoals grote oren, maar kunnen zich ook “levensverkortend” tonen zoals een slecht werkend immuunsysteem en defecten aan organen (zoals het hart).

 

 

Net daarop gaan we ons met OUTCROSS-fokprogramma’s dan focussen

 

Als men fokt dan kan men altijd kiezen voor een bepaalde fokvorm:
En elke fokvorm heeft een “gevolg” :

 

*** INTEELT:

= hele nauwe verparingen … vb. vader op dochter – broer op zus.

 

Zal uiterlijke kenmerken (vb. grote oren) heel snel versterken (in één generatie) en voor uniformiteit zorgen – maar zal ook de inwendige kenmerken verdubbelen en ze daardoor blootleggen (vb. afwijkingen aan organen en daardoor levensverkortend werken) … als men enkel voor deze fokmethode kiest in zwakke/ongezonde lijnen dan zal dat zelfs met een latere lijnteelt nefast zijn voor een geheel ras – simpelweg omdat er dan niet voldoende goeie genen meer aanwezig zullen zijn bij de algemene rassoort.
Enkel met een Heterosis (= verparen van 2 verschillende rassen teneinde een hybride te creëren) kan men proberen om weer naar een gezonde lijn toe te werken (maar dat is een proces van lange adem en neemt tientallen jaren in beslag)

 

Deze fokmethode is als een mes met 2 snijkanten:
Men kan heel bewust kiezen voor inteelt om een gezonde lijn snel te vermeerderen (als er enkel goeie genen aanwezig zijn dan kan men in theorie geen fout maken op korte termijn)
OF als proef op de som!
Door de meeliftende genen langs moederskant & vaderskant door inteelt op te dubbelen zal men verborgen “gebreken” die door lijnteelt (= andere fokvorm) soms generaties lang innerlijk “meeliften” aan het oppervlak te brengen … door deze methode te gebruiken kan je als fokker “snel” testen hoe goed je bezig bent geweest.
Als je goeie genen gefokt hebt zullen die door een inteeltcombinatie opgedubbeld worden en zal je een uniform uiterlijk type gefokt hebben én een heel gezond OF een heel ziek dier gefokt hebben … het lijkt naar het individuele dier toe een gemene fokmethode, maar naar de rassoort toe is het de énige manier om te weten hoe sterk of zwak de lijn is … een zwakke lijn zal snel sterfte laten zien (voor 10 jaar) een sterke lijn zal net oud worden.

 

Inteelt heeft een heel slechte naam, maar kan in de juiste handen én met de juiste motivaties dus wel degelijk ook op een goede manier gebruikt worden … als je als particulier ooit tegen een fokker aanbotst die een stamboom voorlegt met hoge inteelt vraag hem/haar dan gerust naar de motivatie … sommige fokkers zullen haarfijn kunnen uitleggen waarom ze in die bepaalde combinatie voor die fokmethode gekozen hebben en dan is er niks “mis” mee … als ze echter niet weten waarom ze het gedaan hebben en/of geen sluitend antwoord kunnen geven dan is het als particulier beter om misschien niet voor zulks een kitten te opteren. 

 

 

*** LIJNTEELT of fokken met gemeenschappelijke voorouders:

= het gebruiken van gemeenschappelijke voorouders in een stamboom (vb. een gemeenschappelijke overgrootmoeder in één stamboom)
Dit resulteert in het geleidelijk aan versterken (of verzwakken) van uiterlijke en innerlijke genen.

 

Deze fokvorm wordt bij diverse diersoorten aanzien als de meest veilige vorm van fokken … dit omdat de gewenste/geselecteerde kenmerken (zowel naar genotype als naar fenotype) zich dan geleidelijk aan verspreiden doorheen een ras, er zal dus niks “abrupt” gebeuren met een geheel ras … maar het gevaar schuilt zich bij deze fokmethode ook in deze langzaam/geleidelijke manier van verspreiden … zo kan het dus komen dat een schijnbaar “gezonde” lijn “ineens” toch bvb. weer een HCM kitten zal produceren … of dat een ras dat initieel wel 16 jaar oud werd langzaam maar zeker alsmaar jonger komt te overlijden.
Moeder natuur zal dan langzaam laten zien dat er toch iets fout zit … dan is het aan de mens/fokker om goed op te letten en om de kop niet in het zand te steken.
Als particulier is het hier heel moeilijk om het kaf van het koren te scheiden —— dan kan je bij het nakijken van een stamboom vaak best even zelf naar het STAMBOOM kijken of je vraagt het even aan iemand die het wel vaker gedaan heeft.

 

 

*** OUTCROSS:

dit wil zeggen dat er in de gebruikte lijnen geen (naaste) familie gebruikt is.

 

Bij Sphynxen wordt outcross eigenlijk verkeerd in de mond genomen. Vaak gaat men ‘outcross’ al in de mond nemen vanaf het moment men een hybride gecreêerd heeft (eigenlijk moeten we voor we van outcross spreken toch nog een generatie of 2 verder kijken) … maar een outcross lijn is uiteindelijk een lijn die tot stand is gekomen nadat men (in Sphynxenland) eerst gebruik heeft gemaakt van Hybridenfok.

 

 

*** HETEROSIS of HYBRIDENFOK:

= inkruisen van een totaal ander ras = fokken van “bastaardkatjes”

 

Elke generatie krijgt hierin een aparte benaming.

F1

Een eerste verparing tussen een “ander ras” en een Sphynx noemt men een F1: alle hieruit geboren katjes zullen behaard zijn – mààr ze zullen allemaal één gen meekrijgen voor haarloosheid
Met deze F1 katjes gaat men opnieuw een verparing maken met een Sphynx … deze kittens zijn dan zogenaamde F2 kittens.

 

F2

In theorie zal de helft van de kittens uit de worp van een F1 katje & een Sphynx  voor de helft behaard zijn en de andere helft zal naakt zijn … de behaarden erven weerom één gen voor haarloosheid.

 

F3

Als men een haarloze F2 gaat verparen aan een volle Sphynx dan krijgt men een compleet haarloze F3 generatie.
Tot hier krijgt men van rasverenigingen énkel maar een Exp. stamboom of een afstammingsbewijs (men kan dus nog niet spreken over een stamboom) … ook worden door de rasverenigingen niet alle rassen meer goedgekeurd teneinde een afstammingsbewijs te kunnen verkrijgen …

OPMERKING :    afhankelijk van de rasvereniging tot rasvereniging is men overeengekomen dat men in het ras Sphynx enkel nog gebruik mag maken van DSH  (Domestic Short Hair aka straatkatten) of ASH (American Shorthair) … over het gebruik van Devon Rex is er enige commotie geweest maar deze zijn alsnog toegelaten tot 2018 (en dat kan van jaar tot jaar weer veranderen).

 

F4

Alle katjes gaan weer haarloos zijn … Hier gaat men van sommige rasverenigingen weer een volwaardig Sphynxenstamboom verkrijgen, maar bij andere rasverenigingen vereist men nog één extra generatie … F5 is voor hen dan weer “fokzuiver”.

 

 

Op dit onderste stukje (hybridenfok) gaan wij ons met onze cattery toeleggen: het is iets wat ons als fokkers aantrekt … zo heeft elke fokker wel een “stokpaardje” … we gaan met het gebruk van onverwante “semi-rassen & halfrassen” PROBEREN om een nieuwe gezonde outcross lijn op te starten die naar type toe ook een bijdrage kunnen leveren naar het ras toe … dat is in ieder geval ons streven.

 

Dit is een werk van lange adem en vereist naar onze mening oude (=door leeftijd bewezen gezonde dieren) Sphynxen én andere rassen/kruisingen die getest zijn op erfelijke afwijkingen EN die ook de uiterlijke kenmerken van de Sphynx benaderen … als je niet kan vertrekken vanuit bewezen gezonde dieren, heeft het totaal geen nut en zal je op termijn meer schade aanrichten dan dat je ooit goed hebt gedaan.
Je moet als fokker ook bereid zijn om er heel veel tijd én heel veel geld in te investeren … als je de passie niet voelt, kan je er beter niet aan beginnen,  het is immers geen makkelijke manier van fokken.

 

Wij hadden het geluk om een oude negatief geteste Sphynx kater te kunnen gebruiken (+10 jaar) als basis  + combinatie met een behaarde poes (kruising blauwe rus van 5 jaar en Britse korthaar)  die nu 5 jaar  is en waarvan we de ouders (ook al wat ouder) hebben kunnen testen voor we haar aankochten en waarvan het type ook nog goed zat … hieruit is onze Ewok geboren (Solid Blue F1 Sphynx-hybride)

Met hem zullen we in 2016 een nestje hebben in combi met een Sphynx poes van 6 jaar (uiteraard ook weer getest)

 

Daarnaast hebben we van een vriendin een F2 kater gekregen die geboren is uit een oude geteste Sphynxenmama (8jaar) … haar kracht ligt niet in de “schoonheid van haar stamboom” (eerlijkheidshalve is het er één om naar “namen” toe op te schieten) maar haar kracht ligt hem in haar leeftijd & haar bewezen genetische gezondheid.
Zij is gecombineerd met een netjes geteste F1 kater (uit geteste ouders) en die we nog altijd kunnen opvolgen (en daarin ligt ook de sterkte van deze toekomstige lijn) … Dit is onze Kush …

hij staat eind 2016 op onze planning (we zullen hem ook hetzij aan een oudere poes verparen hetzij aan een jongere poes waarvan we de ouders & grootouders ook onder ons dak hebben)

 

I.i.g zal elke combinatie altijd zorgvuldig gewikt & gewogen worden.

 

 

Als particulier ga je (afhankelijk van hoeveel generaties er al gebruikt zijn) heel moeilijk kunnen volgen en zal je volledig moeten kunnen/durven vertrouwen op de fokker bij wie je een kitten koopt … het is een reis die je samen met de fokker van dit kitten moet maken — het is belangrijk voor het ras om nauw contact te onderhouden zodat je hem/haar kan informeren omtrent de ontwikkeling van het katje … bekijk het als “samen bouwen aan het ras”.

 

 

AFSLUITERTJE

Naar algemeen fokken van een ras toe is het dus belangrijk om ALLE vier de fokmethodes te combineren teneinde een algemeen sterkere genenpoel te creëren en zo een ras in z’n totaliteit een sterkere gezondheid te verstrekken … afhankelijk van de gekozen fokmethode zal men gezondheid altijd op de eerste plaats moeten zetten … dat zou uiteindelijk het algemeen streven moeten zijn van élke fokker … een gezond en aangenaam diertje op de wereld zetten dat een lang en vrolijk leven tegemoet kan gaan.